Toen de vakantie aanbrak, besloten de oudste drie te gaan snotteren. De richtlijn gebiedt ook bij milde klachten te testen, dus togen wij naar de teststraat in Urmond. Er was een aparte afdeling voor kinderen, dus reden wij lachend langs de file met wachtenden en werden we ontvangen in een keetje naast de twee opgestelde testtenten. Nog lachend om die man die zo met zijn neus wiebelde toen hij wegreed, lopen we de kinderkeet binnen. Twee vrolijke dames in witte pakken, met brillen en mondkapjes ontvangen ons met open armen, maar op gepaste afstand. Flinn neemt als eerste plaats. Bij Pien rollen de tranen over haar wangen. Niet van de verkoudheid, ook niet van angst, maar omdat Flinn precies zo met zijn neus wiebelt als de man waarom we eerder zo moesten lachen. Flinn hoeft niet lang te wachten op zijn revanche: Pien loopt rood aan als bij haar het stokje bijna helemaal in haar neus verdwijnt. We zijn even bang dat de vingers van de testmevrouw ook zullen verdwijnen, maar dat valt gelukkig mee. Jeppe, die zijn twee voorgangers met een steeds bleker toetje heeft gadegeslagen, kiest voor een veilige testplek: bij moeders op schoot. Ook hij houdt zich groot en verdient een dapperheidsdiploma. En omdat ze zo goed heeft toegekeken, mag ook Neeltje een sticker uitzoeken.
Dan begint het lange wachten, want na een test mag je, uit veiligheidsoverwegingen, tot de testuitslag, zo'n 48 uur later, je huis niet uit. We waren toch al niet van plan weg te gaan deze vakantie, dus thuiszitten, daar hadden we al op gerekend. Maar het voelt toch ineens een stuk minder leuk als het verplicht is. Gelukkig weet iedereen zich goed te vermaken: Pien leest in plaats van één, twee boeken uit op een dag, Jeppe maakt zijn vader helemaal in met het spelletje Beverbende, Flinn en Neeltje spelen afwisselend moeder en grootbroer met de poppen of racen met de auto's op de zelfgemaakte racebaan, en als het ze uitkomt, dan combineren ze dat. En ik? Ach, ik vermaak me ook best.
Flinn legt tot in detail uit wat een arena is. En het klopt woord-voor-woord. Als ik hem vraag hoe hij aan die kennis komt, haalt hij zijn schouders op: "Gewoon, wiskunde."
Fenna wordt drie en Neeltje kijkt al dagen uit naar het feestje. Ze is dol op Fenna, want "Fenna is mijn kleine zusje, toch, mama?" Ik leg uit dat dat niet helemaal klopt. Fenna is de dochter van mijn broer Matthijs, dus Neeltje is Fenna's grote nicht. Ze snapt het. "Ik ben de grote nicht van Fenna en Fenna is mijn kleindochter."
Flinn houdt zich zo af en toe bezig met de dood. "Mama, hoe is het eigenlijk om dood te zijn?" Ik leg uit dat niemand dat precies weet, want de doden kunnen het niet meer vertellen en mensen die nog kunnen praten zijn niet dood. Hij snapt het. "Ja, want als je dood bent, dan kan je soms je tong kwijt zijn en dan kan je niet meer praten."